Het rode gevaar komt uit het westen

De Amerikaanse rivierkreeft rukt op en zal zich dit najaar meer dan ooit laten zien. Wat te doen tegen deze schadelijke exoot die alles doodt dat voor zijn scharen komt en die zich ook nog eens razendsnel voortplant? ,,Eén rivierkreeft kan per jaar 300 jongen krijgen.”

Vroeger, laten we zeggen tot een jaar of 20 geleden, wees iedereen naar Rusland als ‘het rode gevaar’ ter sprake kwam. Vandaag de dag is het logischer om naar het westen te wijzen. Naar Amerika. Want daar komt de rode rivierkreeft vandaan, een op het eerste gezicht onbeduidend beestje, dat niettemin steeds meer een gevaar vormt voor ‘onze’ kikkers, salamanders, vissen en waterplanten.

,,Het is Code Rood”, bezweert Hans Middendorp, visbioloog en fractievoorzitter van de Algemene Waterschapspartij Delfland. ,,Het begint echt de spuigaten uit te lopen.” Bioloog Ernst Raaphorst, werkzaam als ecoloog bij Hoogheemraadschap Delfland, sluit zich hierbij aan. ,,Bovendien”, zo waarschuwt hij, ,,laat de rode rivierkreeft zich moeilijk uitroeien. Het diertje plant zich razendsnel voort en is enorm mobiel, want hoewel rivierkreeften in water leven, kunnen ze zich ook als het moet over land verplaatsen.”

Bewondering

“Dan moet je dus in actie komen tegen een beestje dat van zichzelf geen grenzen kent” – Hans Middendorp

Middendorp heeft stiekem wel bewondering voor de rode indringer: ,,Het is gewoon een heel slim en succesvol beestje. Zoals de vrouwtjes alleen al hun eieren verstoppen: in vochtige holletjes, op enige afstand van de oever. Zodat ze niet kunnen worden opgepeuzeld door vissen, vogels en waterkevers. De enige natuurlijke vijand is tot op heden de reiger. Maar ook die weet er geen raad meer mee zodra de beestjes groter worden. Dan lukt het ze niet – of nog niet – om zogezegd de kreeft te kraken.”

Als bioloog zegt hij dan ook: ‘petje af’. Maar als bestuurder ziet hij alleen maar gevaren. ,,De wildernis in Delfland en trouwens ook de rest van Nederland, is een aangelegde wildernis. Het is een soort tuinieren wat we hier doen. Alles draait om beheersing. Dan moet je dus in actie komen tegen een beestje dat van zichzelf geen grenzen kent. Vergelijk het met de konijnen in Australië. Toen die daar terechtkwamen, een Britse boer nam ooit een aantal dieren mee om op te jagen, hadden ze geen natuurlijke vijanden. Geen vossen, niks. Het leidde tot een enorme plaag, die we nu hier met de rode rivierkreeft moeten zien te voorkomen.”

Hoe de rode rivierkreeft in Nederland is gekomen, is onduidelijk. Een aannemelijk scenario is dat het diertje zich als verstekeling in de opslagruimten van grote zeeschepen heeft verschanst. Zeker is wel dat het dier al in de jaren 80 voor het eerst hier is gesignaleerd. In Den Haag, om precies te zijn. Raaphorst: ,,Van daaruit hebben de kreeftjes zich als een olievlek over Delfland verspreid.”

Kapot

Middendorp wijst erop dat juist het in Delft gevestigde Hoogheemraadschap Delfland (een van de 21 waterschappen die Nederland telt) verantwoordelijk is voor de chemische en biologische waterkwaliteit, en dus ook voor de rivierkreeftjes die de natuur onder het wateroppervlak kapotmaken. Bovendien graven kreeften holletjes in de oever, hetgeen volgens onderzoek leidt tot 25 procent extra bagger per jaar.

Goed, het probleem is dus evident. Maar wat doe je eraan? Middendorp: ,,Het effect van wegvangen van kreeften is in Nederland nog niet goed bestudeerd. Dus dat is de eerste stap. Liefst in samenwerking met de beroepsvissers, want onder de Visserijwet mogen alleen zij een kreeftenkorf gebruiken; vooralsnog de enige mogelijkheid om effectief aan bestrijding te doen. Maar daar wringt de schoen: voor de beroepsvisserij is het commercieel niet zo interessant om die bestrijding op te pakken.

Het zou helpen als ook hengelsporters toestemming krijgen om van de kreeftenkorf gebruik te maken. Nu mag dat nog niet en heet het ‘stropen’ als amateurs van een korf gebruik maken. Sportvisser Kees van der

© Shutterstock

Plas kan er met zijn verstand niet bij: ,,In zo’n korf, ter grootte van een flinke schoenendoos, kun je twee tot drie kilo kreeft in één nacht vangen. Dat lijkt veel, maar het is niks. Want één volwassen rivierkreeft kan per jaar 300 jongen krijgen.”

Sommige biologen hebben van huis uit het onwankelbare vertrouwen dat de natuur zichzelf altijd weer herstelt. Als het voedsel voor de kreeftjes opraakt, zullen ze elkaar gaan opeten, is de gedachte. Van der Plas heeft bij die gedachtegang zijn bedenkingen: ,,Als het al gebeurt, gebeurt het pas als eerst alles wat beweegt plus een groot deel van de waterplanten is opgegeten. Dat wil je graag voor zijn, want de hele voedselketen raakt dan van slag.”

Het idee trouwens dat de hierboven genoemde beroepsvisserij een rol van betekenis kan spelen, hoont Van der Plas weg: ,,In heel Delfland hebben we nog precies één beroepsvisser. Een al oudere man die volgens mij intussen met pensioen is.”

In laatste instantie is het woord aan de politiek. Toch? Uit de woorden van Van der Plas valt helaas op te maken dat daar eerder het probleem ligt dan de oplossing. ,,De kennis over natuurbeheer is in die kringen beperkt. En het Hoogheemraadschap huivert nu nog bij het idee om overlast te laten bestrijden door sportvissers. De angst is daar dat burgers de kreeftjes vangen en mogelijk teruggooien in de sloot om de hoek.”

“Het Hoogheem­raad­schap zelf is de grootste versprei­der van kreeftjes” – Kees van der Plas

Een gotspe, vervolgt hij: ,,Het Hoogheemraadschap zelf is de grootste verspreider van kreeftjes. Het baggert sloten leeg en dumpt de slib vol met beestjes op de Maasvlakte. Zo worden die kreeftjes gratis en voor niets verhuisd naar nieuwe locaties waar ze zich kunnen vermenigvuldigen.”

Van der Plas schetst een nachtmerriescenario waaruit blijkt dat de overheid als het ware steeds verder achter de feiten aanloopt. Want het baggeren is weer een reactie op de vervuiling van het water door toedoen van de kreeftjes.

,,Zij graven holen tot twee meter diep in de dijken. Uit die gaten komt een bagger, dat wil je niet weten. Volgens EU-afspraken moet het oppervlakte water in 2018 stukken schoner zijn dan nu. Dat gaat niet lukken als we zo doorgaan. Want weet je wat je ziet als je bij mij om de hoek – ter hoogte van de Hanos, langs de A13 – gaat kijken? Eén bruine bonensoep.”