Nieuws

BLOG: Kamervragen en de rivierkreeftaanpak

Al enige tijd horen ze bij Good Fish geluiden dat de lokale overheden meer onderzoek doen naar en vragen stellen over de aanpak van rivierkreeft, het is een onderwerp dat momenteel echt leeft. Dit kwam afgelopen 4 april 2022 terug in de Tweede Kamer, waar Kamerlid Boswijk (CDA) vragen stelde over de grootte en aanpak van de rivierkreeftproblematiek in Nederland (bron).  

Good Fish heeft direct contact gezocht met diverse vissers om een reactie te vragen. Daarnaast konden zij dankzij de kennis opgedaan met de Kennisprojecten Rivierkreeft I & II een eigen geluid laten horen als reactie op deze Kamervragen. Zie de gehele reactie hieronder:

Allereerst, hoe erg is de rivierkreeftproblematiek nu? Er zijn zeven exotische rivierkreeften, waarvan 6 Amerikaanse soorten. Vooral de rode (Procambarus clarkii) en de gevlekte (Faxonius limosus) Amerikaanse rivierkreeften zijn wijdverspreid. De Amerikaanse rivierkreeften zijn berucht om hun graafgedrag, maar de gevlekte doet dit eigenlijk veel minder dan de rode. Misschien dat de gevlekte daarom zo lang ongezien bleef ondanks dat deze al in de jaren 60 werd geïntroduceerd (STOWA).

Vanwege het graafgedrag van rivierkreeft zijn Nederlanders natuurlijk bezorgd om hun waterveiligheid. De kreeften ondergraven onze dijken, maar vooralsnog kan niet worden vastgesteld dat de rivierkreeft echt een gevaar vormt voor onze grote dijken. Het is niet aannemelijk dat de rivierkreeft gevaarlijker is dan bijvoorbeeld de muskusrat. Maar het is wel bekend dat een gemiddeld individu van de rode Amerikaanse rivierkreeft 30-50kg aarde per jaar kan vergraven (Koese & Vos, 2013). Als ze in grote aantallen aanwezig zijn kan dit dus flink oplopen. De onderhoudskosten aan dijken zullen in ieder geval toegenomen zijn waar de rivierkreeft aanwezig is.

Ook het baggeren van waterwegen wordt duurder door de rivierkreeft. Zo zorgen de rivierkreeften waar ze aanwezig zijn tot wel 25% extra baggeraanwas (Gylstra, et al., 2016), in theorie zelfs 80% (Koese & Vos, 2013). Daarnaast zijn er ook nog de kosten voor herstel van slootkanten en economische schade voor veeboeren wanneer een koe haar poot breekt door een slechte oever. De eerste klachten zijn hier al over bekend.

Naast dit soort kosten bestaat ook het gevaar van het niet halen van ecologische doelen zoals de kaderrichtlijn water (KRW). Rivierkreeft doet schade aan waterplanten en amfibiepopulaties, valt ook in een factsheet van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) te lezen. Uit onderzoek blijkt dat rivierkreeften op dichtheden groter dan 0,63 kreeften per m2 veel schade aan kunnen richten (Roessink, et al., 2010; & 2017). Of rivierkreeften op lagere dichtheden ook nog groot gevaar vormen is nog niet onderzocht, maar populaties moeten dus minimaal tot onder de 0,63 per m2 worden teruggebracht, waarschijnlijk zelfs lager. Als water eenmaal troebel is, is het moeilijk terug te draaien. Dit heeft te maken met stabiele toestanden van water, alleen grote veranderingen kunnen voor een omslag zorgen ondanks dat onder dezelfde omgevingsfactoren het water voorheen ook helder kon zijn. Lees de details hier, ook van de STOWA.

De rivierkreeft zorgt voor problemen, daarom heeft het Rijk besloten tot beheer via de visserij. De rivierkreeft valt dus onder de visserijwet, logisch want het is best een lekker beestje om te eten. Daarnaast kan de manier van vissen vrij duurzaam worden ingericht. De binnenvisserij maakt gebruik van passief vistuig, zoals fuiken en kreeftenkorven. De fuiken hebben weliswaar bijvangst, maar de overlevingskans is vrij hoog, met goede afspraken over terugzet kan de visserij dus duurzaam worden ingericht.

Ondanks dat het onderzoek uit dit artikel nog geen verschil in waterkwaliteit zag na het wegvissen, uit ander onderzoek binnen ons project Rivierkreeft I is wel gebleken dat de rivierkreeftpopulatie succesvol kan worden teruggebracht (Roessink & Ottburg, 2020). Meer onderzoek, maar vooral ook tijd, is nodig om verandering echt waar te nemen. Visserij is momenteel de enige oplossing om direct wat aan de rivierkreeftpopulatie te doen, zegt ook de wetenschap (Lemmers, et al., 2018).

De beroepsvisser mag dus op rivierkreeft vissen, toch zitten hier nog wat haken en ogen aan. De meeste beroepsvissers zien de rivierkreeft nog steeds slechts als bijvangst. Hun sporadische vangst is niet aantrekkelijk voor de markt en daarom vinden ze het lastig de rivierkreeft te verkopen. Er zijn echter ook successen, sinds een paar jaar zijn er vissers die juist voornamelijk op rivierkreeft vissen en daardoor wel de aantallen hebben om constant te leveren en dus makkelijk hun vangsten verkopen. Ook is er vooruitgang geboekt in de veilige opslag van rivierkreeft. Deze ondernemers vissen grote getalen rivierkreeft weg, maar ook zij geven aan dat dit nog niet genoeg is om de populatie echt terug te dringen. Dit komt doordat zij slechts een klein deel van het leefgebied van de rivierkreeft bevissen.

In Nederland is het viswater in handen van vele eigenaren, overheden en private partijen. Veel partijen dus waarmee individueel onderhandeld moet worden over het verkrijgen van visrecht op schaaldieren. Er bestaat echter argwaan bij de vele watereigenaren naar de vissers toe, maar misschien ook onwetendheid over het aparte schaaldiervisrecht dat er juist is zodat de watereigenaren de vissers alleen op rivierkreeft kunnen laten vissen. Als de vissers dan toch andere vis meenemen zijn zij strafbaar. Het is belangrijk dat de lokale overheden het beheerbeleid door middel van visserij opgezet door het Rijk overnemen en met elkaar de aanpak afstemmen.

Daarnaast horen wij klachten over de registratie tot beroepsvisser. De eis dat een binnenvisser 250ha viswater moet bezitten voordat hij zich mag registreren is niet logisch voor de rivierkreeftvisserij, aangezien dit dier voornamelijk in slootjes te vinden is en 250ha slootjes een absurd groot gebied omvat – te groot voor een individuele visser. Het vormt een drempel die nieuwe ondernemers weerhoud om binnenvisser te worden, waardoor de visserij op rivierkreeft beperkt blijft en het beroep van binnenvisser uitsterft.

Verder wordt de gesloten periode vanwege de palingtrek door vissers gezien als obstakel in de visserij op rivierkreeft. Fuiken zijn dan namelijk verboden, maar veel effectiever vergeleken met de kreeftenkorf die nog wel ingezet mag worden (Roessink & Ottburg, 2020). Dat de rivierkreeft juist in de gesloten periode tussen september en november gevangen wordt is echter belangrijk, want dan hebben de rode Amerikaanse rivierkreeften eitjes. Een vergoeding voor het vissen in deze periode met kreeftenkorf kan de visserij stimuleren, deze methode heeft daarnaast minder bijvangst. Alsnog vindt Good Fish dat strenge afspraken over terugzet van bijvangst nodig zijn en dat het verbod op fuiken, helemaal zonder ontsnappingsluik, in deze periode moet blijven bestaan.

Met bovenstaande drempelverlaging kan rivierkreeftvisserij worden gestimuleerd. Echter blijft er nog één probleem over. Uit gesprekken blijkt dat, om de rivierkreeftpopulatie echt terug te dringen, gevist moet worden tot voorbij het moment dat het economisch interessant blijft. Het bedachte alternatief om muskusrattenvangers in te zetten is niet haalbaar, bleek uit gesprekken tijdens de bijeenkomst over invasieve exoten in 2021 (VVM). Daarom pleit Good Fish ervoor om de binnenvisser te vergoeden voor zijn rol als natuurbeheerder wanneer zij op rivierkreeft vist voorbij het punt dat dit economisch interessant is, of de rivierkreeft te klein voor enige marktwaarde. Dan moet de visser natuurlijk wel gebruik maken van zijn schaaldiervisrecht en het moet duurzaam gebeuren. Het voordeel van het vergoeden van vissers is dat er geen wetswijziging nodig is om de rivierkreeft uit de visserijwet te halen en de rivierkreeft zijn marktwaarde behoud. Hierdoor kan er ook nog wat verdiend worden aan deze exoot, in plaats van dat deze alleen geld kost voor het Rijk.

Inmiddels zijn de Kamervragen ook beantwoord door Henk Staghouwer van LNV (bron).